Transformaties, processen en de organisatie van werk
Er zijn verschillende constanten in de grote transformaties. Iedere transformatie levert een bedreiging op voor ons als werkenden. Nieuwe technologieën grijpen in op processen en organisatie van werk. En het tempo waarin deze transformaties – ‘industriële’ revoluties elkaar opvolgen, neemt toe. Waar we nog maar net gewend waren aan de digitale transformatie zien we technologische ontwikkelingen die mogelijk een nog grotere impact gaan krijgen. De opkomst van AI, en dan met name generatieve AI krijgt bijna op voorhand al de transformatieve kenmerken toegekend zoals we die eerder hebben gezien met de stoommachine, elektriciteit en automatisering. Die veranderend kracht duiden we aan met een vijfde industriële revolutie, en luidt daarmee een overgang in de digitale transformatie die onder invloed van platformdenken de laatste 10 jaar zo bepalend is geweest.
Voor deze en de directe ‘revolutionaire voortgangers’ gelden dat veranderende kracht al lang niet meer industrieel is. Niet dat de industrie niet zwaar verandert als gevolg van digitalisering en mogelijke inzet van AI, maar de transformatie als gevolg van digitalisering raakt veel sectoren. De dominante productie is al lang niet meer industrieel. Maar voor alle ‘revoluties’ geldt ook dat de aard en inhoud van het werk verandert, en daarmee ook de manier waarop we het werk organiseren. En het organiseren van werk is de kern van procesdenken.
In dit tweeluik ga ik in op wat de nieuwe transformatiegolven betekenen voor het procesdenken en de organisatie van werk. En hoe procesdenken ook continue aan een eigen ‘redesign’ onderhevig is. Daarvoor stappen we in de eerste blog even terug in de tijd. Iedere revolutie kent immers ook haar eigen continuïteit en bouwt voort op denken en organiseren uit eerdere perioden.
Van de eerste naar de derde industriële revolutie
Met alle relativering die je eraan kan verbinden zijn er verschillende bronnen markeringen in tijd te vinden die de industriële revoluties onderscheiden. De eerste industriële revolutie loopt van 1760 tot 1867, de tweede industriële revolutie van 1876 tot 1914 en de derde industriële revolutie die loopt van begin 1960 tot in deze eeuw. Het onderscheidend criterium voor deze scherpe markering is een kenmerkende uitvinding. De stoommachine die met James Watt zijn commerciële intrede deed (even voorbijgaand aan het werk van Newcomen) en zo bepalend is voor de eerste industriële revolutie. Het door Thomas Edison overgenomen patent voor de gloeilamp die een systeem innovatie voor elektriciteit in gang zette en daarmee de tweede industriële revolutie inluidde. Deze tweede revolutie was vooral technologisch met uitvindingen als de telefoon, de auto, het vliegtuig en de lopende band. En de commerciële introductie van de computer in jaren vijftig van de vorig eeuw die de basis legde voor de derde industriële revolutie. In retrospectief is deze vooral digitaal van de grote mainframes, naar de personal computers, de laptops en mobiele telefoons.
De eerste industriële revolutie
Mechanisering met stoommachines
IJzer en hout
Ontwikkeling fabriekssysteem en kinderarbeid
Arbeidsindeling en specialisatie
Telegraaf en spoorwegen
Verstedelijking
Scheiding wonen en werken (loon)
De tweede industriële revolutie
Elektriciteit en technische vernieuwing (auto, vliegtuig, telefoon, radio)
Staal, kolen en chemie
Ontwikkeling van massa (lopende band) productie
Scientific (office) management
Arbeidsemancipatie en kiesrecht
Scholing
De derde industriële revolutie
Automatisering en persoonlijke digitale middelen (PC, Laptop, Mobiele telefoon)
Fossiele industrie en vervuiling
Massaconsumptie
Cybernetica
Democratisering
Het is niet alleen de technologie
De focus op de technologie heeft natuurlijk wat eenzijdigs. De technologie mag dan in het oog springen: het gaat om grootschalige verandering in de wijze van werken, de plaats waar mensen werken en wonen en hoe we de samenleving zijn gaan organiseren. Het denken daarover houdt verband met de technologische ontwikkeling maar gaat daar ook vaak aan vooraf. Denk bijvoorbeeld aan het werk van Adam Smith die in de wealth of nations uitgebreid ingaat op de voordelen van een vergaande taakverdeling (specialisatie). Zijn inzichten kwamen voort uit de bestudering van proto-industriële fabrieken waarin overwegend handmatig werd gewerkt, denk aan de porseleinfabrieken en het iconische voorbeeld van de speldenproductie. Hierin beschrijft Smith dat door een specialisatie op de 18 taken die nodig zijn om een speld te produceren een enorme toename in productie mogelijk is. Dit denken kwam bij uitstek terug bij Frederick Taylor die met zijn scientific management de grondslagen voor massaproductie neerlegde, later geperfectioneerd door Henry Ford.
De technologie maakte het mogelijk het werk anders te organiseren: handmatig werk werd werken met machines, werken met machines werd procesmatig, zowel in fabrieks- en kantooromgevingen (denk aan typemachines en de ponskaartmachines). Met de intrede van automatisering op grotere schaal aan het begin van de jaren zestig in de vorige eeuw schoof het werk steeds meer richting informatieverwerking. Blue collar werd white collar. De derde industriële revolutie is dan vooral ook de opkomst van de informatiemaatschappij: mensen vinden hun werk meer in de diensten- dan de industriële sector.
Procesdenken
Het procesdenken golft mee op deze transformaties en geeft ze mede vorm. Van de sterk op taakgerichte handelingen naar lopende band. De lopende band wordt ook de metafoor voor de organisatie van administratieve processen. En het lean denken, groot geworden binnen de industrie, is vertaald naar tal van sectoren.
Het zwaartepunt van het procesdenken ligt aan het begin van deze eeuw. Deze werd toen gezien als de derde golf van procesmanagent (na scientific management en business proces redesign). De tweede golf – BPR – zette zich al in op het radicaal veranderen van processen met behulp van Informatie- en Communicatietechnologie. Maar vaak schoot de ICT nog tekort voor de ambities en bleek mens en organisatie niet rijp voor radicaliteit.
Het optimisme over wat (digitale) technologie gaat brengen om de werkprocessen ook daadwerkelijk te verbeteren is een constante. En de successen daarvan zien we met name in informatie-intensieve sectoren waar digitalisering van processen (straight through processing) sterk is doorgedrongen zowel in bij overheid, semi-overheid als private sectoren. Zoals in de industriële sectoren automatisering vooral ook robotisering van de procesgang heeft betekend.
De opbrengsten van de drie eerdere golven in procesdenken.
• Managen van processen is niet iets bijzonder maar normaal management;
• Industriële processen zijn in sterk gerobotiseerd
• Administratieve en repeterende processen zijn in hoge mate gedigitaliseerd
• Het lean denken (voortdurende verbetering) is samengevloeid met agile verbetering;
• Proces- en datagedreven aanpak zijn sterker met elkaar verbonden geraakt
• Manueel werk is vooral het bedienen van digitale hulpmiddelen om informatie te verwerken.
Door digitalisering van processen zijn zij bijna de onzichtbare hand geworden, waarmee producten en diensten tot de consument komen. Of zijn zij als object van sturing gestorven. Maar als processen vooral ook organisatie van werk is, wat betekent dan verdergaande digitalisering voor dat werk. Deel 2 van dit tweeluik gaat op deze vraag in.